In de 17e eeuw beeldden Duitse, Italiaanse en Nederlandse kunstenaars reeds op Kleine Münsterländer (Heidewachtels) gelijkende honden af op hun schilderijen. Hoewel er veel overeenkomsten zijn tussen deze hondjes en de Kleine Münsterländer (Heidewachtel) van nu is de ware herkomst van de honden uit die tijd is nooit precies bewezen
De ontwikkeling van onze Kleine Münsterländer is tot in de 19e eeuw terug te voeren. Gedurende een paar honderd jaar waren kleine bruinwitte hondjes metgezellen van de jagers in de uitgestrekte moerassen en heidevelden in het noordwestelijke deel van Duitsland, vooral in Westfalen.
Door de in 1840 ingestelde landhervormingen veranderde de levensvatbaarheid van de jacht in Duitsland als beroep. De Kleine Münsterländer verloor zijn populariteit en het leek erop dat uitsterven van dit type hondjes onvermijdelijk was. Alleen op afgelegen boerderijen in de heidevelden wisten boeren de lijnen zuiver te houden door uit een nest de meest veelbelovende teef aan te houden voor de fok en de overige teven af te maken.
In 1870 werd er gewag gemaakt dat er in Münsterland langharige Wachtelhunden bekend waren die vast voorstonden, een enorme spoorzekerheid bezaten en goed apporteerden.
In 1906 plaatste de bekende “heidedichter” Hermann Löns een oproep in het in het tijdschrift "Unser Jagdhund" om hem informatie te geven over de nog bestaande exemplaren van de “Roten Hannoversische Heidehund” of “Hannover Bracke”. Zijn broers, Edmund en Rudolf Löns vonden in plaats daarvan voorstaande Wachtelhunden op de boerderijen in Neder-Saksen die ze “Heidewachtels” noemden. Onvermoeibaar gingen ze met elkaar op zoek naar goede fokdieren.
In Westfalen probeerden ondertussen Baron von Bevervörde-Lohburg, Koopman M.W. Rühl uit Burgsteinfurt en Anton Bartscher uit Osnabrück tot een aanvaardbare fokbasis te komen uit de overblijfselen van de Westfaalse Kwartelhonden. In 1907 kwamen ze in contact met leraar Clemens Heitmann uit Steinfurt en vonden in zijn honden de basis voor een fokprogramma.
Heitman fokte al 40 jaar met honden uit dezelfde lijn en was in staat fokzuivere honden te traceren die kort in rug waren, langbenig waren en gingen met goede gangen, een dicht ingeplante middellange vacht en ruime bevedering aan de staart hadden. De kop was lang met een neus waarbij vaak sprake was van een lichte neerwaartse curve. De bek was sterk, matig vol, maar nooit kort. De oren waren klein, ongeveer middenlang met een goede bevedering, hoog aangezet en goed aansluitend en gaven het hoofd een verfijnde expressie en betrouwbare impressie. De hoogte van de honden was tussen de 38 cm en 50 cm en geen van hen bleek een duidelijke stop te hebben. Deze Heitmann stam hadden uitstekende jachtkwaliteiten, waren dapper, gemakkelijk te hanteren, heel sociaal en luid op spoor.
In 1911 ontdekte Löns een andere foklijn, de zogenaamde "Dörstener Schlag ", die werd gefokt in de omgeving Velen, Reeken en Coesfeld. De Dorstener lijn was een uitstekend uitziende hond, iets groter dan de Heitmann honden met een wat zwaarder hoofd, mooie bruine ogen, goed gevormde oren, een goede vacht en een mooie bevederde staart en het was een uitstekende en expressieve vogelhond. Over de herkomst van dit jachthondje waren de meningen onder de herontdekkers verdeeld. De inwoners van het Münsterland noemden deze honden Spioen of Magisterhondjes omdat vooral geestelijken en leraren liefhebbers waren van deze honden.
Een hypothese van "von Otto" (1904) stelt dat deze Kleine Münsterlanders niets anders zijn dan nakomelingen van de Epagneul Bretons die door door jachtlustige officieren uit het leger van Napoleon I naar Westfalen waren meegebracht.
Edmund Lons en Friedrich Jungklaus spraken echter van eeuwenoud inheems ras dat vanuit Noord-WestDuitsland en Nederland naar Westfalen was gekomen en waarvan het gebruik waarvan het gebruik sinds 1812 in Westfalen aangetoond kon worden. Deze termijn zou in overeenstemming zijn met de hypothese van de invoer door de Fransen.
Vermoedelijk ligt de waarheid ergens in het midden.
Oprichting van een vereniging
Op 17 maart 1912 kwam een groep van 68 lokale jagers bijeen in Osnabrück en werd het "Verband für Kleine Münsterländer Vorstehhunde" en werden satuten opgesteld en een stamboek vastgesteld. Op dat moment formuleerde de vereniging haar doelstellingen als volgt:
“De Vereniging heeft als doel het bevorderen zuiverheid en in standhouding van de langharige kleine voorstaande hond die is gefokt in het Munsterland."
De Heidewachtel werd vanwege hun eenduidige raskenmerken niet uitgesloten door de Vergadering van de toenmalige Duitse jachthondenorganisatie (der Deutsche Jagdgebrauchshund Verband – JGHV - werd reeds in 1899 opgericht).
Het ontbreken van een vaste rasstandaard remde echter de fokkerijactiviteiten. Daarom publiceerde Dr Med et Phil. Friedrich Jungklaus namens de Vereniging een rasstandaard die werd vastgesteld in 1921 en bestond uit 12 punten. Deze 12 punten vormen nog steeds de basis de huidige rasstandaard van de Kleine Münsterländer of Heidewachtel.
De rasstandaard zoals deze werd opgesteld door Jungklaus werd herzien in 1957 en werd in 1964 ingediend bij de FCI.
Klik hier om
Sinds 1968 is de Kleine Münsterländer (Heidewachtel) een van de door de FCI erkende jacht hondenrassen. De huidige versie van de rasstandaard is FCI Standaard nr. 102, vastgesteld op 06.12.2004. In de standaard wordt een duidelijke omschrijving gegeven van de eisen gesteld aan het uiterlijk van het ras, rekening houdend met de werkeisen en vormt zodoende een garantie voor goede werkkwaliteiten in het veld, bos en water.
Inmiddels is de naam van het ras door de FCI definitief vastgesteld als Kleine Münsterländer (Small Münsterländer) om zo binnen de verschillende landen een eenduidige naamgeving te verkrijgen.
WO II en de DDR
In het Derde Rijk ontstond als gevolg van onenigheid in de fokkerijdoelstellingen een splitsing binnen de vereniging. Naast de het Verband für Kleine Münsterländer Vorstehhunde werd de “Deutsche Heidewachtel Club” opgericht. Beide verenigingen zijn in 1961 weer samengevoegd. Sindsdien is de fokbasis door lijnen van beide verenigingen consequent gegroeid.
Na de oorlog werd in de voormalige DDR op 3 Mei 1952 onder leiding van Otto Capsius die Spezial - Zuchtgemeinschaft Kleine Münsterländer opgericht die van 1958 tot 1962 geïntegreerd was in Gesellschaft für Sport und Technik. Vanaf 1962 viel ze onder het ministerie van bosbouw onder de naam Zuchtleitung für Kleine Münsterländer bei der Obersten Jagdbehörde der DDR. Toen in 1971in opdracht van het ministerie de Grote Münsterländer werd geïntegreerd, werd de naam gewijzigd in Zuchtleitung für Kleine und Große Münsterländer bei der Obersten Jagdbehörde der DDR.
Na de hereniging van West- en Oost Duitsland ging het Kleine Münsterlander deel op in das Verband für Kleine Münsterländer Vorstehhunde eV.
De Heidewachtel in Nederland
In Nederland werd de "eerste" Nederlandse Heidewachtelclub opgericht in 1920 waarvoor het initiatief werd genomen door Hubert Smelt. Deze vereniging sloot zich in 1927 aan bij de Vereniging Langhaar. De Tweede WO maakte echter een einde aan het bestaan van deze vereniging.
In een artikel in de Nederlandse Jager van 25 januari 1947 schreef dhr.J.H.M. van Reeuwijk over plannen voor de oprichting van een Heidewachtelclub waarvoor reeds een comité in het leven was geroepen bestaande uit Mr. J. Vosselman uit Amsterdam, dhr. C. Langhout, dierenarts te Nunspeet en dhr. Reeuwijk zelf. In het artikel pleitte hij voor de instandhouding van het ras waarover hij schreef: ..."wij willen hem (de Heidewachtel) immers voor alles zien als gebruikshond bij uitnemendheid, niet het minst voor de jager, die er slechts één hond op na houdt, voor wie hij dus een manusje van alles moet zijn. Zowel staande hond als apporteur, dit laatste zowel te land als te water".
In het artikel geeft hij verder aan dat er op dat moment niet veel aan rationele fokkerij wordt gedaan en dat het belangrijk is dat er een verband zou ontstaan tussen fokkers en liefhebbers van het ras. Hij riep dezen dan ook op zich te wenden tot een van de leden van het oprichtingscomité en riep een ieder op informatie te verstrekken omtrent goede rasvertegenwoordigers om te komen tot meer en goede raszuivere Heidewachtels als helpers op jacht.
Dat deze oproep succes heeft gehad blijkt wel uit de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Heidewachtelliefhebbers op 18 mei 1947. Een vereniging die nog steeds bestaat met een enthousiast en trouw ledenbestand.